Elke (belemmerende) overtuiging is een waarheid. Tenminste als je de overtuiging echt gelooft. Elke overtuiging is opgebouwd uit een ervaring of een gedachte (oorzaak), het effect van deze ervaring of gedachte (gevolg) en de uiteindelijke betekenis. Iets wordt pas een overtuiging wanneer deze eenmalige gebeurtenis wordt gegeneraliseerd als een soort van universele waarheid.
De mate waarin iemand iets gelooft is terug te vinden in de taal die iemand gebruikt. We kunnen dit opdelen in grofweg drie chunks: de oorzaak, het gevolg en de betekenis.
Overtuigingen zijn generalisaties van een ervaring of een gedachte. Het zijn als het ware projecties in de tijd van iets wat onomstotelijk waar is voor iemand. Maar hoe kan het nu zo zijn dat als iemand een keer in zijn leven een spreekbeurt gaf waarom een klas moest lachen de belemmerende overtuiging is ontstaan dat spreken in het openbaar eng, moeilijk en vervelend is?
Ons brein is een leermachine. Het automatiseert, generaliseert en leert ongelofelijk snel. Ons brein wil vaak de kortste weg nemen omdat het vrij lui is aangelegd. Het is voor ons brein daarom het makkelijkst om een menukaart aan opties te hebben, zodat het zo vaak mogelijk ongeveer hetzelfde kan doen. En het brein voert het liefst uit, wat het al kent.
Dit betekent dat wanneer we een ervaring hebben gehad, en daar zelf betekenis aan hebben gegeven, het brein dit direct projecteert op toekomstige situaties. Het werkt simpelweg gemakkelijk voor het brein. Het brein heeft geen idee of dit nu waar of onwaar is, helpend of belemmerend.
Je weet dat het brein zijn best doet om alles wat er gebeurt te vervormen nadat een heleboel is weggelaten om het vervolgens te generaliseren. En als het brein dit automatisch doet op basis van de afstelling van onze waarnemingsfilters op onbewust niveau, kunnen we op bewust niveau de afstelling van de waarnemingsfilters veranderen om het brein andere opdrachten te geven. Wat er dus feitelijk gebeurt bij overtuigingen is dat er wordt beïnvloed. En dit principe is fantastisch wanneer overtuigingen zoals; ‘Je bent de allerbeste van de wereld, en knap’ helpend zijn en je ondersteunen in persoonlijk leiderschap. Maar wanneer er belemmerende overtuigingen zijn die je beïnvloeden kunnen we dat veranderen.
Voorbeelden van beperkende overtuigingen en belemmerende overtuigingen
Belemmerende overtuigingen zijn pas belemmerend wanneer degene die ze gelooft ook gelooft dat deze belemmeren. Lees dat nog eens.
Dit betekent dat de overtuiging: ‘Ik kan niet ontspannen als de kinderen thuis zijn’ op het eerste ogenblik belemmerend lijkt te zijn. Wanneer we inzoomen en iemand gelooft dit zelf niet, maar uit dit alleen in communicatie is er geen belemmering en dus geen echte sprake van een belemmerende overtuiging.
Diepgewortelde belemmerende overtuigingen zoals: ‘Ik verdien het niet of een relatie te hebben, ik kan nooit succesvol zijn, ik ben niet goed genoeg, ik ben altijd onzeker.’ – verkleinen de opties die iemand ziet waardoor ze echt belemmerend en beperkend werken.