Stel je voor: je loopt door de supermarkt. Rustig muziekje, plastic mandje aan je arm, je hoofd een beetje in de wolken. Je zoekt het glutenvrije schap, want je bent tegenwoordig verantwoord bezig. En dan, ineens, voel je iets. Geen geluid, geen gevaar, geen aanwijsbare reden — maar je hart slaat sneller, je adem schiet omhoog, je ogen scannen het gangpad alsof daar iets loert.
En daar staat-ie dan. De T-Rex. Tenminste, zo voelt het. In werkelijkheid is het je ex. Of je leidinggevende. Of die collega waar je vorige week net iets te eerlijk tegen was. En voordat je het weet ben je óf aan het vluchten (naar de bonusafdeling), óf aan het bevriezen (stilletjes doen alsof je de couscous bestudeert), óf aan het vechten (inwendig: “Moet hij hier nu ook zijn?!”). En dat, lieve lezer, is jouw overlevingsbrein dat het stuur heeft overgenomen.
Jouw brein denkt niet. Het scant.
Wat je moet weten, is dit: je brein is geen rationele denkmachine. Het is een hyperalert detectiesysteem dat continu scant: Ben ik veilig? Niet voel ik me op m’n gemak, niet is dit logisch, maar is dit voorspelbaar? Herkenbaar? Controleerbaar. Je primitieve brein — ook wel je ‘reptielenbrein’ — is ongeveer net zo relaxt als een opgefokte chihuahua met een Red Bull. Altijd waakzaam. Altijd paraat. En het verschil tussen een life-threatening aanval van een prehistorisch monster en een awkward sociale confrontatie? Voor je systeem: verwaarloosbaar. Je amygdala, dat kleine amandelvormige alarmbelletje in je brein, kent geen nuance. Het is: rood of groen. Aan of uit. Gevaar of rust. En zodra het denkt dat er gevaar dreigt — en dat mag dus ook je ex zijn, of een herinnering aan je burn-out, of een strenge blik — dan zet het alles aan. Binnen milliseconden. Zonder overleg.
Van muesli naar overleving
Wat gebeurt er dan? Je lichaam schiet in een stressrespons. Hup: adrenaline door je systeem. Hartslag omhoog, bloed naar je spieren, spijsvertering even uit (want wie wil er een krentenbol verteren als er een T-Rex aan komt?), en je prefrontale cortex — het deel waarmee je nadenkt — gaat op spaarstand. Je gaat dus niet nadenken. Je reageert. Je handelt instinctief. Je wilt weg, of iets zeggen, of iets vermijden, of gewoon verdwijnen. En dat voelt vaak achteraf onredelijk. Want je stond in een supermarkt. Niet in Jurassic Park. En toch voelde het alsof je op scherp moest staan. En dat is precies wat trauma doet: het maakt je systeem gevoelig voor triggers die op zich niet gevaarlijk zijn — maar jouw brein denken van wel.
Trauma is geen gebeurtenis. Het is een reactie die blijft hangen.
Veel mensen denken dat trauma alleen gaat over heftige gebeurtenissen. Ongelukken, geweld, misbruik, oorlog. Maar trauma is niet wat je meemaakte. Trauma is wat er ná die gebeurtenis gebeurt: een onopgeloste reactie op iets dat te groot was om te dragen. Een moment waarop je systeem in overleving schoot — en daarna nooit meer helemaal terugkeerde naar veiligheid. En dat kan ook subtiel. Een opmerking. Een afwijzing. Het gevoel dat je je mond moest houden. Dat je moest presteren om liefde te krijgen. Dat je alleen maar meetelt als je sterk bent. En elke keer dat iets daarop lijkt — een blik, een toon, een situatie — reageert je lijf. Niet omdat jij zwak bent. Maar omdat je brein goed heeft opgelet.
Wat je brein niet loslaat, blijft triggeren
Als je merkt dat je soms “heftig” reageert op kleine dingen — weet dan: je brein is niet fout. Het is loyaal. Het beschermt je. Alleen: het is een beetje achterhaald. Het denkt dat jij nog steeds leeft in dat moment van toen. En dat is geen karakterfout. Dat is biologie. De kunst is dus niet om jezelf te veroordelen. Niet om je reactie weg te duwen. Niet om eroverheen te grappen (al helpt dat soms tijdelijk). De kunst is om te leren herkennen: “Ah. Mijn systeem denkt dat er een T-Rex in dit gangpad staat. Interessant.” Die mildheid maakt ruimte. Niet om in te blijven hangen — maar om de reflex niet te worden. Om adem te halen. Te voelen. Te kiezen.
Van dreiging naar richting
Wat je brein wil is simpel: veiligheid. Wat jij nodig hebt, is iets moeilijkers: zelfleiderschap in onveiligheid. Niet overleven, maar leven mét je reacties. En ze leren begeleiden. Dat begint niet met begrijpen. Dat begint met herkennen. Wat voel je? Wat gebeurt er in je lijf? Wat zou je normaal doen? En: wat kies je nu? Dat is van denken naar doen. Maar niet zomaar ‘doen’. Gedrag dat komt uit bewustzijn. Niet uit reactiviteit.
Van T-Rex naar havervlokken
Dus de volgende keer dat je merkt dat je systeem op tilt slaat — Dat je hartslag versnelt, je adem hoger zit, je stemming omslaat — Stop dan even. Niet om weg te gaan. Maar om aanwezig te blijven. En fluister zachtjes naar jezelf: “Er is geen T-Rex. Alleen een herinnering. En ik ben hier. Nu. In het gangpad van de muesli”
Kevin